De beginjaren van Het Nederlandsche Pijpersgilde

De eerste jaren na de oprichting van het Nederlandsche Pijpers Gilde waren nogal zorgwekkend. Tijdens de oprichting, 30 december 1938, rommelde het natuurlijk al behoorlijk in Europa. De tweede wereldoorlog zou spoedig uitbarsten. Was er nog wel tijd en animo voor het maken en bespelen van bamboefluiten? Willem Gehrels en de zijnen moeten wel gemotiveerd zijn geweest om het Gilde in navolging van Magaret James op te richten.

Hieronder de eerste 4 artikelen van de oprichtingsstatuten:

Die statuten zijn uiteraard in die 70 jaren herhaaldelijk gewijzigd en aangepast, maar in grote lijnen is er weinig verschil met de laatstelijk goedgekeurde in 2008.

STATUTEN van de te Amsterdam gevestigde Vereeniging "Het Nederlandsche Pijpers Gilde"
(N.B. Koninklijke goedkeuring is doch nog niet verkregen. De door het Departement van Justitie gewenschte aanvullingen zijn ingelascht.)

Artikel 1.
De vereeniging draagt den naam "Het Nederlandsche Pijpersgilde", en is gevestigd te Amsterdam. In de volgende artikelen wordt de vereeniging aangeduid met "Het Gilde". De vereeniging, opgericht den 30 December 1938, is aangegaan voor een tijdvak, eindigende 29 November 1968.

Artikel 2.
Het Gilde, opgericht in de overtuiging, dat zelfwerkzaamheid van het individu den natuurlijken aanleg en liefde voor de muziek en voor het handwerk stimuleert, stelt zich ten doel de bevordering van het bespelen van zelfvervaardigde muziekinstrumenten, meer in het byzonder van bamboefluiten.

Artikel 3.
Het Gilde tracht dit doel te bereiken langs wettigen weg en wel door
a. het organiseeren van bijeenkomsten, waar op zelfvervaardigde in- strumenten gemusiceerd wordt.
b. het organiseeren van cursussen, waarop het vervaardigen en bespelen van bamboefluiten - en eventueel andere instrumenten - onderwezen wordt.
e. het opleiden van leerkrachten.
d. het organiseeren van lezingen en voordrachtsoefeningen.
e. het uitgeven van een periodiek.
f. het vormen van een bibliotheek.
g. alle andere wettige middelen, al of niet in samenwerking met soort gelijke organisaties in binnen- en buitenland, speciaal in samenwerking met The Pipers Guild in Engeland.

Het oudste jaarverslag te vinden in het Gilde archief dateert van 1940.

Jaarverslag over 1940

Er is een tijdstip in het afgeloopen jaar geweest, waarop wij ons in ernst hebben afgevraagd : heeft het nog eenige waarde om nu, onder oorlogsleed en bezetting van ons land door een vreemde mogendheid, voort te gaan met het snijden van fluiten en het blazen van eenvoudige wijsjes ?, Hoe ontzettend schril was de tegenstelling tusschen het groote leed in ons land en het kinderlijke bamboefluitje. En toch misschien juist door die tegenstelling hebben wij er aan vastgehouden, niet meer met de onbezorgde opgewektheid van het begin, maar intuïtief geloovend in de macht van de muziek en vooral geloovend in de bekoring van het kleine vredige instrumentje, dat wij zelf hadden leeren snijden en bespelen, en dat wij in veler handen wenschten omdat wij uit ervaring wisten welke groote vreugde het kan geven. Dit geloof heeft ons niet beschaamd.
Wij zijn doorgegaan na MEI, in alle stilte ; en thans aan het eind van 1940, kunnen wij met des te meer overtuiging en vertrouwen zeggen : WIJ GAAN DOOR.
Laat dit sobere verslag over afgeloopen jaar dit nader mogen illustreeren.

Onze wensch dat de heer Joh. H. FELTKAMP tot ons Bestuur zou toetreden werd vervuld ; op 1 Januari 1940 was het Bestuur als volgt samengesteld en is gedurende het heele jaar onveranderd gebleven.

Het Bestuur:
Willem Gehrels, voorzitter
Cornelia de Voûte, secretaresse
G.J.Westerman, penningmeesteresse
Mies Müller
Johan Feltkamp